De blauwe bogenbrug schittert me tegemoet. Mijn ogen dwalen over de Vecht en op de brug sta ik stil. Mijn blik glijdt verder over het weidse landschap. Kasteel Rechteren trekt mijn aandacht. Hier ben ik thuis.
Ik stap weer op de fiets, maar ik hoor een raar geluid
Het bandje dat mijn laars bij elkaar moet houden, bungelt los. Het rikketikt tegen de trapper. Terwijl ik in mezelf mopper: ‘Bah, zijn mijn donzige winterlaarzen kapot?’, zwiept mijn stuur opeens naar rechts. De linker riem van mijn tuigleren rugtas heeft óók het loodje gelegd.
Thuis gooi ik mijn laarzen uit en ik kijk naar de rafelrandjes van mijn kapotte spullen. Ik mompel: ‘Dat is wel een mooie afspiegeling van het leven.’
Want de boel bij elkaar houden, dat valt om de drommel niet mee
Dat doet me denken aan een coachgesprek met verpleegkundig specialist Martha.
Ze ploft op de stoel en ze zucht: ‘Mijn hóófd zit zo vol. Het zijn allemaal losse flodders en ik weet niet hoe ik de boel bij elkaar moet houden.’
Ik geef haar een pen en papier en ik vraag: ‘Wil je een ovaal tekenen?’
Ze schiet in de lach: ‘Groot, klein?’
Ik zeg: ‘Teken het ovaal maar zo groot als je hoofd voelt. En schrijf in dat ovaal alle gedachten die in je opkomen. Blijf net zolang schrijven tot je hoofd helemaal leeg is. Dan haal ik een glas thee voor je.’
Als ik terugkom wijst Martha met de pen naar haar hoofd
Ze grinnikt: ‘Ik ben benieuwd wat je ervan vindt.’ Ze leest haar hersenspinsels hardop voor: ‘Stom, patiënt vergeten te bellen, boodschappen halen voor mijn moeder, bang dat mijn zoon in de goot terecht komt, volle wasmand, te weinig tijd, opgejaagd gevoel, kickboksen, aanvaring met collega, rot.’
‘Dat is een hele lijst’, zeg ik.
‘Ja. En ik zie ook al twee rode draden in mijn krabbels. Ik maak me zorgen en ik heb te weinig tijd.’, zegt Martha.
‘Waar wil je nu het liefst mee aan de slag?’ vraag ik.
‘Doe me eerst maar een paar kilo extra tijd. Dat geeft vanzelf meer rust. Dan ben ik ook beter in staat om mijn zorgen vanuit een ander perspectief te bekijken.’
Ik sta op en ik loop naar de flipover. ‘Brandt nóg maar een keer los. Wat moet je persé vandaag en morgen doen?’ vraag ik.
Martha leunt achterover in haar stoel. ‘Uhm. Vanavond sporten.’
‘En verder?’
‘Nou, ik kan morgen de boodschappen voor mijn moeder halen, want dan ben ik vrij. En de wasmachine draait ook als ik er niet bij ben.’
‘Oké en verder?’, vraag ik.
‘Laat maar. Ik heb ‘m al. Als je overzicht hebt, valt het allemaal best mee. Maar om daar achter te komen moet je het dus wel eerst úit je hoofd halen en een beetje ordenen.’
‘Juist. Zo hou je de boel bij elkaar. En dat geeft rust in je hoofd.’
Morgen breng ik mijn rugtas en de laars naar de schoenmaker in mijn dorp aan de Vecht. Ik hoop dat híj́ míj́n losse eindjes aan elkaar kan knopen.