Ik zie blauwe kringen onder haar ogen.
Het is mijn eerste ontmoeting met verpleegkundige Maria. Ik vraag: ‘Wil je koffie of thee?’
‘Koffie. Een sterke bak graag’, zegt ze.
Normaal stel ik tijdens een eerste gesprek de vraag: ‘Wat brengt je hier?’ Maar voor het eerst in mijn coachloopbaan twijfel ik of dat wel zo’n goed idee is. Ik hoor mezelf vragen: ‘Wil je me jouw verhaal vertellen?’
‘Waar zal ik beginnen?’, zucht Maria. ‘Ik ben moe. Het liefst zou ik onderduiken in een bunker, zodat niemand me kan vinden.
Het begon allemaal vijf jaar geleden
Tot dat moment had ik mijn leven op de rit, zoals mensen dat zo mooi kunnen zeggen. Alsof je dat zelf in de hand hebt. Dat je je leven op de rit hebt. Maar goed, ik had dus een prima leven. Een leuke man, een fijne baan als verpleegkundige en drie volwassen kinderen die aardig op hun pootjes terecht waren gekomen. Tot dat ene moment. Ik herinner het me nog als de dag van gisteren.
De bloemkool stond op het vuur en ik wilde net de tafel dekken.
De bel ging. Mijn overbuurman stond op de stoep. Hij had tranen in zijn ogen. Hij zei: Maria, ik ben bang dat er iets mis is. Ik fietste net langs een ongeluk en volgens mij herkende ik de auto van je dochter. Ik hoop dat ik het fout heb, maar ik moest naar je toe.’
Ik reik Maria de tissuedoos aan en ze grijpt er één uit: ‘Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken.
Lang verhaal kort
Het was inderdaad mijn dochter. Ze heeft aan dat ongeluk een hersenbeschadiging overgehouden. En ze woont nu weer bij ons. Vanaf dat moment ging mijn eens zo zorgeloze leven bergafwaarts.
Want mijn man kon dat allemaal niet aan en hij greep naar de alcohol. Ik ging naar een praatgroep voor mensen met een alcoholistische partner. Dat hielp me wel. Ondertussen verzorgde ik mijn dochter. En mijn werk werd mijn uitlaatklep.
Maar dat is nog niet alles
Vorig jaar overleed mijn beste vriendin aan borstkanker. Ze was mijn ankerpunt. Bij haar kon en mocht ik huilen en lachen tegelijk.’
Maria pakt nog een tissue en ze zegt: ‘Donkerder kan het niet worden, toch? Ik ging naar een therapeut en dat traject heb ik drie maanden geleden afgerond. Het helpt me om verder te kunnen, maar ik ben nog zo moe. En ik mis mijn vriendin. Ik weet dat je geen therapeut bent en dat je mijn vriendin niet kunt vervangen. Ik ben hier, omdat ik een uitlaatklep nodig heb. Iemand waar ik mijn dagelijkse struggles mee kan delen.’
Ik kijk Maria aan en ik zeg: ‘Wat heb jij ongelooflijk veel ellende meegemaakt.’
Na een tijdje doorbreek ik ons zwijgen met de vraag: ‘Zal ik eerst nog een bak koffie voor je halen?’
Als ik in de keuken sta gaan mijn gedachten razendsnel
Wát een naar verhaal. Een gebroken vrouw, getekend door alle narigheid in haar leven. Maar is ze bij mij wel op het goede adres? Kan ze hiervoor geen beroep doen op haar sociale netwerk? Mijn GGZ-verpleegkundige achtergrond doet ook een duit in het zakje: Je mag mensen niet afhankelijk maken van hulpverlening. En ook niet van coaching, denk ik er achteraan. Wat is wijs?
Ik besluit om open kaart te spelen. Als ik terugkom kijk ik nog even uit het raam om moed te verzamelen. Dan draai ik me naar haar toe en ik zeg zacht: ‘Maria, ik zit met een ethisch dilemma. Ik wil je graag helpen, maar ik kán je niet helpen. Het enige dat ik voor je kan doen is luisteren en nog eens luisteren naar jouw verhaal.
Ik kan naast je staan in je lijden. Meer dan dat kan ik je niet bieden
Maria kijkt me aan en ze vraagt: ‘Misschien kun je me dan ook tips geven, zodat ik weer meer plezier in mijn leven kan ervaren? En handvatten om mijn werk beter vol te houden?’
Ik glimlach en ik zeg: ‘Ik wil mezelf niet op de borst kloppen, maar daar ben ik wél goed in.’