Hoe voorkom je een burn-out door teveel werk?
“Ik ben bang dat ik het niet lang meer trek, maar ik moet door.” Tegenover mij zit Sophia, gekleed in een spijkerbroek en een groen-wit gestreepte trui.
Ik vraag: “Je moet door?” Het blijft even stil. Sophia slikt en haar bovenlip begint te trillen: ”Ja, ik moet door en ik ga niet huilen”. Ik schuif de doos tissues naar haar toe. Ze glimlacht tussen haar tranen door. “Je was er al op voorbereid?”
“Mag je van jezelf verdrietig zijn?’ vraag ik.
“Nou nee, liever niet. Ik zou willen dat ik sterk was.”
“Wat maakt jou verdrietig?”
“Nou, ik trek het niet langer. Ik doe mijn stinkende best op mijn werk. De laatste weken schrik ik ‘s nachts wakker. Dan raak ik in paniek over alles wat ik nog moet doen. En weet je wat mijn teamleider zegt? Je moet leren delegeren. Hij schuift eerst al het werk naar me toe en nu moet ik leren delegeren. Hij kan toch ook wel zien dat dit veel teveel is?
“Wat zou je willen?”
“Dat mijn teamleider snapt dat dit echt zo niet langer kan. Maar vooral dat ik ’s nachts niet meer lig te malen over mijn werk. “
Ik stel voor dat we eerst een overzicht maken van haar takenpakket. Daarbij verdelen we de taken onder twee kopjes: geeft energie en kost energie. De taken die haar veel energie kosten zijn vooral praktisch van aard. Ze is niet zo’n doener.
Sophia loopt met haar eerste actieplan de deur uit. Ze gaat met haar teamleider in gesprek. Want ze wil de doe-dingen overdragen aan een collega die daar goed in is. Natuurlijk is hiermee nog niet alles gezegd. Voor dit moment moet eerst de druk van de ketel. En de werkgever? Die weet nog van niets. Maar ondertussen hebben we tijdens dit gesprek een eerste stap gezet. Om te voorkomen dat Sophia over 2 maanden opgebrand thuis zit.
Lees ook: Hoe rekbaar is de zorgprofessional?